“Ik ben slecht in wiskunde,” kondigde mijn nieuwe leerling aan. Ik gaf destijds een paar uur per week huiswerkbegeleiding aan onderbouwers op een middelbare school. Dit meisje zat in een havobrugklas en bracht het aantal leerlingen in mijn lokaal op vier.

Ze vertelde dat haar ouders geen tijd meer hadden om haar elke keer met haar wiskunde te helpen. Dat was wel nodig, omdat ze anders onvoldoendes haalde.

Terwijl zij haar boeken pakte om aan het werk te gaan, beantwoordde ik een vraag van een andere leerling. Toen ik klaar was, zat ze al met haar vinger omhoog.

“Ik snap het niet,” zei ze. Ze wees naar haar schrift, waar ze ‘14a’ in gezet had. Ik oriënteerde me op de pagina’s in haar lesboek, bladerde één bladzijde terug en vroeg: “Heb je de uitleg gelezen?”

Ze schudde haar hoofd. “Oké,” zei ik, “doe dat eerst, ik ben zo weer bij je terug,” en ik liep naar een andere leerling.

“Ik snap het nog steeds niet,” zei ze stellig toen ik weer bij haar tafel hurkte.

“Wat snap je niet,” vroeg ik, “de uitleg of je opgave?”

“Mijn opgave,” zei ze.

“Oké, en de uitleg?”

“Ja, die wel.”

Ik wierp nog een blik op het boek en ik zag twee aparte tekstkaders: een uitleg en een uitgewerkt voorbeeld. Ik vroeg haar of ze het tweede kader ook doorgenomen had. Nee. Ik gaf haar dus de opdracht om bij elke stap te bedenken wat ze hadden gedaan en waarom. Daarna liet ik haar de voorbeeldopgave overnemen, de uitwerking wegleggen en het zelf proberen. 

Een kwartier later kwam ik kijken. Ze was bij de vijfde opgave van haar huiswerk. Ik raadde haar aan nu eerst even de gemaakte opgaven na te kijken, om te checken of ze op de goede weg zat. Ze knikte en haalde een nakijkboekje uit haar tas.

Even later zag ik dat ze verder werkte, maar ik kon geen sporen van nakijkwerk in haar schrift bespeuren, dus ik vroeg haar of het gelukt was.

“Ja, ik had maar twee fout.”

“Oké, welke?”

Ze wist het niet meer. Ik liet haar een andere kleur pen pakken en krullen zetten bij de juiste antwoorden. Ze had niet gekeken naar haar fouten, dus ik hielp haar zoeken naar de oorzaak, en ik liet haar de correctie erbij schrijven.

Uiteindelijk had ze haar huiswerk af, nagekeken en alle fouten gecorrigeerd, op één na, waar ze mijn hulp voor vroeg. Na goed nadenken en twee keer checken, constateerde ik dat het ging om een fout in het antwoordenboekje.

“Trouwens,” zei ik tegen haar vlak voordat ze het lokaal verliet, “ik denk niet dat het klopt wat je aan het begin van dit uur zei. Jij bent niet slecht in wiskunde.”

Blog – Die keer dat ik geen wiskunde gaf
Getagd op: